26 - 2013
Dag 30
Szentendre – Boedapest
Afstand:38,01 km

Het is hier wel een eigenaardige boel.
Ik snap er helemaal niets meer van.
Na laat te zijn gaan slapen, omdat ik het dagboek moest bijwerken, toch weer vroeg wakker, om 6.30 uur
Nou fijn denk ik, ik had voor het ontbijt afgesproken tussen 7.45 en 8.00 uur.
Doe alles lekker rustig aan, en ben tegen 8.00 uur compleet gedoucht, aangekleed en heb zelfs de tassen al klaar staan om zo dadelijk  op de fiets te doen.
De tijd verstrijkt en ik denk heb ik dan toch iets verkeerd afgesproken want zo goed Duits spreken de mensen van het pension nu ook weer niet. Dus dan maar eens op onderzoek uit waar of het ontbijt zal worden geserveerd. Ik heb namelijk begrepen dat ik dat zou krijgen in het aparte kamertje naast de keuken van mijn appartement. Maar nergens is verder iets te zien bij het grote huis. Niets is open en alles is stil.
Het is tegen half negen wanneer ik ineens wat gestommel hoor.
En, ja hoor, mevrouw komt met een dienblad en daarop mijn ontbijt, een klein kopje koffie, 2 taaie bolletjes, salami, ham, beetje jam, een stukje vruchtentaart, 2 tomaten en stukjes paprika.
Hoe of ik wil betalen, in forint of euro’s? Ik zeg nadat ik de rekening heb gezien dat ik in forinten betaal. Is voor mij namelijk veel voordeliger. En ik heb nog behoorlijk veel forinten over. Want dat geld raak je hier moeilijk kwijt in Hongarije.
Nou, dan nu maar even kijken wat of we gaan opeten van dit heerlijke ontbijt.
Ik begin maar met een bolletje doormidden te snijden en te besmeren met jam, daarna de andere helft ook maar besmeren met jam, dan de paar plakken salami en ham opeten, koffie opdrinken.
Dan een plastic zakje pakken, daarin een bolletje stukje paprika. Dan de ondertussen afgekoelde koffie opdrinken en maar weer wachten op de rekening.
Ik wil weg, snap dat dan.
Het wordt weer bloedheet!!
Eindelijk, daar komt de meneer van het pension met de rekening, en een schaaltje met 3 appeltjes.
Ik betaal en neem de appeltjes aan, meneer houd de poort voor mij open en ik vertrek voor mijn laatste echte etappe naar Boedapest.
Twintig km. is het, zeiden meneer en mevrouw onafhankelijk van elkaar vanmorgen, maar ik moet het nog zien.
Geloof er niets van.
Op de hoofdweg is het ondanks dat het zaterdag is een drukte van jewelste.
Dus het eerste stuk maar even een eindje teruglopen naar de verkeerslichten, daar oversteken en dan over het fiets- voetpad aan de linker kant van de weg maar op de fiets stappen.
De eerste 2 kilometer gaan lekker. Dan richtingaanwijsbordjes met daarop
2x Boedapest en 2x 18 km, maar wel 2 verschillende richtingen op. Dat heb ik weer. Dan maar ienemienemutte doen.
Maar naar een paar honderd meter denk ik toch nog even dit is de verkeerde kant op, dit gaat terug naar Szentendre, ik wil naar Boedapest.
Ik passeer een vroege fietser en die ziet hoe bedenkelijk ik kijk, hij vraagt waar ik heen moet, ik zeg naar Boedapest.
Man rijd weg en beduid dat ik maar achter hem aan moet fietsen, we rijden weer terug tot het aanwijsbordje en ja ik moest inderdaad de andere kant op. Even over een bruggetje en dan wel dezelfde kant op als eerst maar nu aan de andere kant van het water.
Het is een weg wanneer mijn achterband niet in Bratislava kapot was gegaan, dan was die zeker hier kapot gegaan. En dat had ik achteraf gezien liever niet willen meemaken.   
Mijn hemel de onverharde wegen in Nederland zijn hierbij vergeleken verharde wegen.
Dwars door een bos waar over het fietspad een boom ligt. Er omheen lopen wil amper en een andere weg is er niet. Verder gaat het. Eindelijk het bos uit. Ben ik net dat bos uit, gaat het pad niet verder. Of liever gezegd het gaat ineens heel steil omhoog, geen bordjes, wel na ongeveer 10 meter een ander iets minder steil pad, ben ik dan weer verkeerd gereden?
Nee, gelukkig niet want in de verte zie ik iemand aan komen.
Een meisje op een fiets, ook alleen. Maar even vragen, waar ze vandaan komt. Ze komt uit Boedapest en gaat richting Szentendre.
Hoe is de weg verder? Over een paar kilometers wordt het beter. Oh, dit wordt eerst veel slechter en een boom op het fietspad. Maar dan wordt het ook beter. Aan het eind van het bos rechtsaf en dan gelijk nog een keer rechtsaf.
We bedanken elkaar en voort gaat de reis.
Na een paar kilometer wordt het inderdaad beter.
Dan weer iets vaags maar de hier zeldzame bordjes geven nu toch echt heel duidelijk aan dat ik hier langs moet.
Het gaat eerst op een fietspad langs de snelweg dan over een snelweg naar een andere snelweg, die je moet oversteken. Dan weer een andere snelweg oversteken met behulp van verkeerslichten.
Verder over een fietspad, dan weer een snelweg oversteken naar een ander fietspad, die vervolgens, zo lijkt het tenminste eerst weer langs dezelfde weg maar dan aan de andere kant van de snelweg weer omhoog gaat. Maar dat is een vergissing, hij buigt ineens af en gaat naar beneden langs een waterskibaan steeds maar rechtdoor, recht op Boedapest af.
Nog tien kilometer en dan zit ik midden in Boedapest, tenminste dat zeggen de grote verkeersborden boven de weg.
Mijn weggetje zou iets langer worden.
Want mijn weg leidt mij eerst om Boedapest heen, wel steeds langs het water. Dat is wel fijn, heb je tenminste een oriëntatiepunt.
Er is volgens mij iets aan het gebeuren dit weekend in Boedapest want even voor Budapest allemaal politie en er zijn ook heli’s in de lucht. Wegen zijn ineens afgezet en bussen en treinen vol met jongeren stromen de buitenwijk van Boedapest binnen.
Dat heb ik weer en met mij nog een paar mensen die ook op weg naar Boedapest zijn. Maar die zijn ook ineens weer spoorloos verdwenen, hebben zeker een ander weggetje gevonden. Ik dus niet, ik ga heel trouw proberen de bordjes te volgen die hier nu wel ineens volop staan.
Maar ondank dat gaat het toch nog een keer verkeerd.
Gelukkig kom ik daar vrij snel achter en vanaf dat moment gaat het heel snel en sta ik binnen de kortste keren tegenover de parlementsgebouwen in Boedapest.
Het is gelukt.
Water  en een appeltje zijn mijn eerste beloning.
Daarna foto’s maken en die via Facebook de wereld insturen.
Even een flinke pauze en dan het hotel opzoeken in deze grote stad.
Dat valt gelukkig mee. Het hotel is vrij snel gevonden dit keer.
Het is vrij simpel, je telt het aantal bruggen, die komen allemaal uit op een grote hoofdstraat. Aan een zijweg van één van die hoofdstraten staat mijn hotel.
Maar pech de brug die ik in principe over moet heeft aan het eind van de brug alleen maar een trap naar beneden, dus, even diep ademhalen, handen stevig aan het stuur en dan heel voorzichtig op de grote weg hooguit 50 meter fietsen tussen de auto’s en de bussen door. Ik ben gelukkig niet de enige die dit doet want anders dan had ik een andere brug gekozen, dan was ik er ook wel gekomen, het had alleen een uurtje langer geduurd. Aan het eind van de brug, verkeerslichten, afstappen, op de stoep en verder lopen. Kijken waar weer een zebrapad is met verkeerslichten.
Op een beetje een rustig plekje doe ik de navigatie aan om te zien of ik nog goed zit.
Ja, hoor ik ga helemaal goed en volgens Garmin ben ik er bijna. Nog 500 meter, dat ik even een drukke straat onderdoor. En dat wil niet met een zwaar beladen fiets midden in een drukke stad.
Dan maar weer even doorzoeken naar een zebrapad. Eindje verderop is inderdaad een oversteekplaats met verkeerslichten. Daar oversteken en ik sta bijna voor de deur van het hotel.
Het is zaterdagmiddag 13.00 uur.
Aangezien ik pas om 14.00 uur welkom ben in dit hotel besluit ik maar eens even uit te vogelen waar het Keléti-station is waar ik maandagmorgen op de trein ga terug naar Nederland. Op de plattegrond is het heel eenvoudig steeds rechtdoor, dan ergens naar rechts, weer rechtdoor, keertje naar links en dan ben je er volgens Google-Maps. Even kijken of Garmin dit ook zonder problemen kan vinden, er zijn tenslotte geen grote snelwegen in de buurt.
Ja hoor, Garmin vind het Keléti-station ook zonder problemen. Geweldig, binnen een half uur sta ik voor het Keléti-station. Dit alles zonder te fietsen. Want het is wel erg druk hier en de wegen er heen zijn smal.
Voor het station kun je sowieso niet fietsen want daar is de hele boel opengebroken.
Nu ik weet waar het station is en hoelang ik erover doe ben ik voor de rest van het weekend vrij.
Nu kan ik doen en laten wat ik wil tot maandagmorgen.
Nu dus weer terug naar het hotel.
Bij het hotel aangekomen doet zich het volgende probleempje voor: Het hotel was vroeger vrij groot, maar sinds een aantal jaren is het aantal kamers flink ingekrompen. Zodat wanneer je nu bij het hotel wil komen via een intercom je moet aanmelden, dan komt er iemand naar benden, in dit geval een wat oudere man. Hij ziet dat ik met de fiets ben en zegt dat die hier niet beneden kan blijven staan. Oh, en waar moet die dan staan? Hij moet naar boven! Oh, in de lift misschien? Nee, de lift is te klein. Inderdaad, de lift is te klein voor de fiets. De grote binnenplaats misschien? Oh nee, dat zou ik niet doen als ik U was, dan wordt die gestolen, zo’n mooie fiets, daar zijn ze hier gek op. Nee ik wil mijn fiets niet kwijt. Dan komt de zoon van de man eraan, hij helpt zijn vader tegenwoordig in het hotel dat eigenlijk geen hotel meer is. Zoon zegt, haal die tassen maar van de fiets, die dragen we wel naar boven. Eh ja, hoever naar boven?
Ach eerste etage, ach dat valt dan weer mee. Ik haal de tassen van de fiets en de vader helpt mij met het dragen van de tassen en de zoon draagt de fiets naar boven. De treden van de trap zijn breed, ik stel mij voor hoe het er vroeger uitgezien heeft. Want dat is vast allang geleden. Het binnenhof ziet er mooi en schoon uit. De huizen die uitkomen op het binnenhof zien er aan de buitenkant allemaal goed onderhouden uit. Hoe het er van binnen uitziet daar zal ik niet achter komen. Maar aan sommige vitrages te zien, is dat niet al te best.
Mijn hotel, eigenlijk mag je het niet meer zo noemen want ze mogen er niet meer koken en geen ontbijt meer serveren omdat het geen keuken meer heeft. Dus heet het nu gewoon Guesthouse. De zoon schrijft mij in en doet daarna allerlei aanbevelingen voor goede restaurants. Hij vertelt mij gelijk even waar ik morgen en maandag moet ontbijten, ook vertelt hij de tijd daar ik daar terecht kan. Dat is op zondag van 9.00 uur tot 11.00 uur en maandag van 8.00 uur tot 11.00 uur. Ho, wacht even zeg ik, maandag moet ik om 8.25 uur in de trein zitten en dan kan ik niet daar ontbijten. Nee, dat gaat een beetje moeilijk daar zijn we het alle drie mee eens.
Misschien kunt U morgen uw ontbijt voor maandag meekrijgen, doen we het hier in de koelkast. Heeft U toch nog iets te eten, wij hebben wel een kopje koffie voor U. Ik zie wel, zeg ik.
Ik bekijk mijn kamer en de zoon belooft mij, dat wanneer ik de fiets nodig ben hij het met alle plezier voor mij naar beneden en weer naar boven wil dragen.
Ik zeg dat ik dit weekend even geen fiets meer wil aanraken. Maandag dan gebruik ik de fiets weer.
Nu ga ik eerst even wat rustig de omgeving verkennen, iets te drinken halen voor vanavond en morgenavond en natuurlijk mijn maag even vullen.
Dat is allemaal gelukt, ook alvast een openbaarvervoerbewijs gekocht voor één dag.
Morgen ga ik Boedapest bekijken.

 

27