30 - 2015
Dag 31
Nog een dagje Hamburg.

Het regent en niet zo’n beetje ook.
Vier weken zon, zon en nog eens zon, nu eigenlijk al twee dagen regen eerst buien maar nu regent het onophoudelijk, eigenlijk al sinds vannacht een uur of twee, toen werd ik er wakker van, toen goot het, toen was het alsof er een wolkbreuk was. Maar nu regent het.
Maar eens even kijken hoe ik dat met de fiets doe vandaag. Eerst maar eens kijken of de achterband nog hard is.
Wanneer het blijft regenen vandaag ga ik maar eens een bus pakken voor vandaag. Een dag lang onbeperkt door Hamburg bussen. Bus in en bus uit waar je maar wilt.
Ik ga naar beneden naar de bergruimte en kom tot de ontdekking dat de band weer zacht is. Ik wordt hier eigenlijk niet goed van dat gezeik al met die achterband. Moet ik eerst weer naar die fietsenmaker in de regen en dan mijn fiets weer ergens neerzetten omdat die niet in dat bagagehok mag staan. En geen van de receptionisten kan mij vertellen waarom het niet mag.
Oké, eerst maar eens ontbijten.
Na het ontbijt, het is ongeveer kwart voor negen de fiets maar eens naar buiten gebracht. Pontificaal vlakbij de voordeur van het hotel. Dubbel op slot doen en dan gewoon weer naar mijn kamer om nog het een en ander te doen, zoals een weggooi poncho opzoeken en aandoen.
Nadat ik dit alles heb gedaan ga ik op weg naar de fietsenmaker. Onderweg naar de fietsmaker denk ik er over na of ik misschien toch niet beter een fietspomp kopen kan maar ik heb thuis een goede fietspomp. Na enige overweging zet ik dat idee toch maar voorgoed aan de kant. Bovendien de fietspompen die ze hier verkopen beginnen met een prijs van 20 euro. Dat zijn nog niet eens de besten, daarna gaat het met rasse schreden omhoog tot ongeveer 89,90 euro en nog duurder.
Dus dan er maar op gokken dat de volgende drie hotels/pensions een fietspomp hebben, anders heb ik een probleem. 
Want het vervelende is: de band is niet lek, het is het ventiel.
Bij de fietsenmaker aangekomen band oppompen en terug naar het station. Aan de stille kant van het station, vlakbij de drukke winkelstraatwaar de fiets gisteren een poosje heeft gestaan vind ik een prachtig plekje, daar zet ik hem neer. Dubbel op slot, plastic tasjes over het zadel. Dag, fiets tot vanavond. Ik maak nog even een foto en ga dan verder. Ondanks de weggooi poncho ben ik al behoorlijk natgeregend.  De dubbeldekker bus vertrekt net vanaf het station, dan maar door de winkelstraat naar een volgend opstappunt lopen.
Onderweg daarheen komt er een enquêtrice op mij aflopen, of ze mij wat vragen mag.
Ach waarom niet denk ik. Dus de mevrouw pakt haar papieren erbij en gebaard mij dat we even onderdak gaan staan. Ik loop haar braaf achterna. Eenmaal op de schuilplaats aangekomen zeg ik toch maar even op mijn beste Duits dat ik uit Nederland kom en dat dit waarschijnlijk niet voor mij bedoeld is. Het gaat namelijk over ziektes bij ouderen, zo van rond de zestig. Nou ben ik inderdaad al 63 dus wat dat betreft kon het wel. Maar ik ben geen Duitse, dat heeft de enquêtrice nu ook wel door. Maar het is nog vroeg en ze moet nog een poosje staan, bovendien loopt er niemand bij de straat, behalve ik de mevrouw en een enkele zwerver en de mensen die een afspraak hebben met één van de artsen in het gebouw waar we nu staan te schuilen voor de regen. 
Ze vraagt waar ik vandaan kom, waar ik heenga.
Ik vertel haar het hele verhaal van de vakantie, waar ik woon enz.enz.
En voor we het in de gaten hebben zijn we een half uur verder.
De regen valt nog steeds met bakken uit de hemel en zo te zien houd dat voorlopig nog niet op. We nemen afscheid van elkaar, ze bedankt mij dat ik zo openhartig mijn verhaal heb gedaan.
Er zouden meer mensen op deze wereld moeten zijn die zo in het leven staan.
Ach, zeg ik, die zijn er wel maar je moet ze net even tegenkomen.
Dag, zegt ze nog een hele fijne vakantie en nogmaals bedankt. Geen dank, zeg ik en ga op weg naar de bus die ergens bij het Rathaus staat.
Nog net op tijd stap ik in, koop een kaartje van 9,50 euro en de bus vertrekt.
Een hele dag bussen voor een paar centen, wat wil je nog meer.
Na het eerste rondje stad maar eerst even uitstappen, het regent nog steeds. Bij het Rathaus waar ik nu weer ben ga ik maar eens naar binnen en wat foto’s maken. Weer buiten gekomen blijf ik ergens achter haken en mijn poncho is stuk. Aan de andere kant van het plein staan een aantal kiosken in één daarvan verkopen ze ook paraplu’s. Daar maar even heen en eentje kopen. Dan even een eindje lopen en wat foto’s maken dan weer een eindje bussen, wanneer het wat minder gaat regenen stap ik uit en loop door het havengebied en de Speigerstadt.
Het is allemaal even mooi en leuk, of eigenlijk het kom zo mooi zijn maar de regen die nog steeds valt maakt het allemaal zo triest. De foto’s die gemaakt worden en dat zijn er vele zien er allemaal even treurig uit, met dikke grijze wolken.
Tegen half zes ben ik uitgekeken of liever gezegd , ik ben moe, bekaf. Ik ga op zoek naar iets te eten, in het restaurant waar in gisteren was (een visrestaurant) was het eten prima  en voor weinig geld.
Na de maaltijd naar het hotel terug, het is even na zessen.
Ik kom het hotel binnen, zeg vriendelijk goedendag, loop door met de fiets aan de hand, breng de fiets naar de bagageruimte.
Wanneer ik een paar minuten later weer naar buiten kom roept de receptionist mij en vraagt wat ik in de bagageruimte moest?
Mijn fiets opbergen, zeg ik.
Ja, dan heeft U een reden om daar te zijn, zegt hij. Ik reageer hier verder niet op.
Druk op het knopje van de lift en heus ik zal toch zweren dat die gozer het over mij heeft aan de telefoon in een gesprek dat die met iemand voert.
IK hoor tot driemaal toe mijn naam.
Ik kijk de jongeman en hij vraagt of er iets is.
En ik zeg gewoon waarover die het heeft met de persoon aan de andere kant van de lijn en waarom die steeds mijn naam noemt.
Ik heb het niet over U want ik weet niet eens hoe U heet.
Oh, dan heb ik het verkeerd gehoord zeg ik. Ik draai me om en stap in de lift die er net aan komt. Op mijn kamer aangekomen denk ik er nog eens over na wat er daarnet gebeurd is.
Want echt ik zweer het, hij had het over mij.
Een half uurtje later moet ik eigenlijk even naar mijn fiets om dat deel waar de accu  in moet even droog te maken.
Dus ik gewapend met een doek in dit geval een T-shirt naar beneden naar de bagageruimte, ben ik daar net bezig met de fiets komt de receptionist eraan om te kijken wat of ik aan het doen ben.
Ik zeg voordat die z’n waffel ook maar open kan doen dat dit mijn fiets is en dat ik hem even droog maak op een paar vitale punten.
Ja, dat zie ik.
Fijn zeg ik. Dag.
Dus gaat die weg, in de hal staat een gast, de receptionist die volgens mij denkt dat die de directeur zelf is vraagt nog iets of alles in orde is, en dat is de druppel.
En waar de gast bij is schiet ik behoorlijk uit mijn slof maar omdat ik alles gewoon in het Nederlands zeg wordt die receptionist toch een potje boos.
En waarom? Omdat het gewoon een broekje is dat een wit voetje bij z’n baas wil halen waarschijnlijk. Maar dat heeft die nu voorgoed verpest.
De dienstklopper. Ik zeg nog dat ik vanavond nog wel even terugkom  en dat we dan nog even een hartig woordje met elkaar te bespreken hebben. Maar onderweg naar mijn kamer heb ik hier helemaal geen zin meer in.
Ik hoop alleen dat alles dat die vanaf nu gaat doen, fout gaat.
De rest van de avond breng ik op mijn kamer door met de dingen die ik anders ook ’s avonds doe.
Morgen gaat het verder naar Sparriehoop, ongeveer 60 km van Hamburg en het vreemde hotel af.

 

 

31